Bewijslast energiebesparing omgekeerd

De Tweede Kamer heeft op dinsdag 13 februari 2018 besloten om de bewijslast van energiebesparingen bij de eigenaren en gebruikers van de gebouwen te leggen.

Bewijslast energiebesparing

De Wet Milieubeheer verplicht bedrijven energiebesparende maatregelen te nemen die binnen 5 jaar terugverdiend worden. Ondanks dat de wet al 25 jaar bestaat zijn er maar weinig bedrijven mee bekend. Dat is niet erg verwonderlijk: de overheid heeft in het verleden niet veel moeite gedaan om de wet te handhaven. Het handhaven is niet eenvoudig. Het is vanwege allerlei verschillende huurcontracten die er tussen organisaties en gebouweigenaren zijn, vaak ingewikkeld om te bepalen wie de zgn. ‘drijver’ van de inrichting’ is, dus wie er aangeschreven moet worden: de eigenaar of de huurder.

Het Energieakkoord

Onderliggende reden van deze maatregel is dat Nederland moet voldoen aan de gemaakte klimaatafspraken van het Energieakkoord van Parijs. Over 2 jaar moet Nederland 100 petajoule minder energie verbruiken t.o.v. 1990.  Volgens schattingen van de Nationale Energieverkenning komen we hoogstens op 75 petajoule aan bezuinigingen. De overheid hoopt dat de aangescherpte uitvoering van de Wet Milieubeheer ongeveer de helft van het geschatte tekort van 25 petajoule op kan lossen.

Bedrijven moeten zelf rapporteren

Voor ruim 100.000 bedrijven betekent dit dat zij zelf jaarlijks moeten rapporteren welke maatregelen ze hebben genomen om energie te besparen. Het gaat om bedrijven zoals winkels, restaurants, kantoren en fabrieken die meer dan 50.000 kWh stroom of meer dan 25.000 m3 gas verbruiken.

Energiebesparende maatregelen

De te nemen maatregelen zijn doorgaans relatief eenvoudig: bestaande verlichting vervangen door led-verlichting of het aanbrengen van isolatie. Zulke investeringen zijn op korte termijn te realiseren en binnen enkele jaren terugverdiend.

Online beknopt vragenlijstje invullen

Bedrijven kunnen al voldoen aan de informatieplicht door online een beknopt vragenlijstje met nuttige informatie in te vullen voor de toezichthouder. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en werkgeversorganisatie VNO/NCW werken samen uit hoe bedrijven precies benaderd worden en hoe de overheid hierop controleert. Het idee is dat bedrijven niet worden opgezadeld met te veel administratieve lasten. Daarom zijn er per sector lijsten opgesteld van erkende maatregelen die ondernemers kunnen nemen. Zodra een bedrijf die maatregelen neemt en de toezichthouder hierover informeert, voldoet hij aan zijn verplichting.

Op deze manier krijgen de gemeenten per bedrijf een beter zicht op de doorgevoerde maatregelen. Voor de toezichthouders wordt zo ook inzichtelijk welke organisaties nog weinig actie hebben ondernomen.

‘Drijver’ van de inrichting

De RVO heeft in het najaar van 2017 een checklist opgesteld voor de handhavende diensten. Met die checklist is te bepalen wie er nu precies de ‘drijver’ van de inrichting is.

Wanneer u de gebruiker bent van het gebouw, kunt u het beste met de verhurende partij bespreken wie verantwoordelijk is voor welke maatregelen. En hoe u de kosten verdeelt.

Een groot deel van de energiebesparende investeringen is voor rekening van de eigenaar, omdat het vaak aanpassingen aan het gebouw betreft. Maar de baten – een lagere energierekening – zijn daarmee in het voordeel van de gebruiker van het gebouw, de huurder.

Split Incentive

De verhuurder en de huurder hebben dus andere beweegredenen om energiebesparende maatregelen te treffen. Dit noemen ze Split incentive (letterlijk vertaald ‘verdeeld motief’). Om tot een eerlijke verdeling van investeringen te komen, kan een energieadviseur hierin uitkomst bieden.

Een energieadviseur kan het verwachte energieverbruik bepalen aan de hand van het huidige verbruik en de voorgenomen besparingsmaatregelen. Zowel de investering als de geprognosticeerde besparing kan dan worden verdisconteerd in de huurprijs.Op die manier investeert de verhuurder in verduurzaming van het gebouw en blijft de huurder verantwoordelijk voor zijn eigen energieverbruik.

Het mes snijdt aan 2 kanten: de verhuurder verdient zijn investering terug en de huurder kan zijn energiekosten beperken door aanpassing van zijn verbruik. Bovendien geniet de huurder van een duurzamer en gezonder gebouw.

Wat staat u als huurder te doen?

Om erachter te komen of de omgekeerde bewijslast ook voor u als huurder geldt, dient u te bepalen of u boven of onder de grens van 50.000 kWh stroom- of meer dan 25.000 m3 gasverbruik zit. Zit u daarboven, dan geldt de omgekeerde bewijslast voor u als huurder ook.

Maar wanneer u daaronder zit, geldt nog steeds de Wet milieubeheer waarin staat dat alle energiebesparende maatregelen die binnen 5 jaar terugverdiend kunnen worden, ook werkelijk uitgevoerd moeten worden. Sommige maatregelen kunnen altijd binnen 5 jaar terugverdiend worden: de zogenaamde Erkende Maatregelen. Een deel van die maatregelen hoort duidelijk bij de eigenaar van het pand, maar ook huurders dienen bepaalde maatregelen te nemen.

Wilt u weten aan welke energiewetgeving u met uw gebouw moet voldoen? En op welke manier de energiebesparende maatregelen u meer opleveren dan alleen voldoen aan de informatiewetgeving?

Neemt u dan contact met ons op: bel op werkdagen naar 030-3031714 of stuur een mail naar: info@thebilldoctor.nl. Zie ook: Informatieplichtmilieubeheer.nl.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.